‘De vrouw des huizes spreekt me vermanend toe en zegt dat ik moet opschieten. Ik heb niet het idee dat ik sta te dralen, maar gehoorzaam braaf en verhoog mijn tempo. Zo slecht heb ik het nu ook weer niet. Mevrouw zal wel slecht gehumeurd zijn omdat ze moe is door haar zwangerschap. Straks ga ik de kinderen in bad doen en daarna moet ik de tafel dekken voor de gasten. Dan mag ik in de weer met het damast, zilveren bestek en de prachtige kristallen glazen. En wie weet vang ik straks nog wat op van de gesprekken aan tafel. Daar kan ik wel van genieten. Maar nu eerst maar eens water in het grote fornuis doen en lekker heet opstoken voor de was.’
Zwaar werk
Veel vrouwen zijn bij de ‘betere standen’ werkzaam als dienstbode, wasvrouw, kokkin of werkvrouw. Zij gaan vaak al op jonge leeftijd vanuit een arbeidersgezin of van de boerderij ‘in betrekking’. Ze maken lange dagen en het werk is vaak zwaar. Op vaste dagen moeten de meubels geboend en de tapijten geklopt worden, op andere momenten moet vaak eindeloos veel koper worden gepoetst. Erg zwaar en tijdrovend is ook het werk in de keuken en de grote was, met wasbord en mangel.
Onderdanig
Veel te vertellen hebben de dienstbodes niet. De onderdanigheid die door de heer en zijn vrouw van hen verwacht wordt, komt niet als een verrassing. Ze zijn niet anders gewend, ook thuis moeten ze gehoorzamen.
Personeel
De inwonende dienstmeiden en knechten leven gescheiden van de familie en eten en slapen apart van de eigenaren. Het eten, stamppot of aardappelen, wordt uit een gemeenschappelijke schaal gegeten en volgens een strikt weekschema samengesteld. De slaapkamer van de dienstbode bevindt zich altijd op zolder, in een hoekje van het huis waar nooit iemand komt. Het afgetimmerde dienstbodekamertje op zolder is slechts één van de vele bestemmingen voor de ruimte onder het dak van het grote huis. Hieruit kun je aflezen hoe er over het personeel wordt gedacht.